Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [16]Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, [zijn] vrouw, en uit Jerioth. En [17]de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon. 16. Hij is die Kaleb niet, dien Mozes heeft uitgezonden om het land Kanaan te verspieden, Num.13:6, want die was de zoon van Jefunne, van welken hierna hfdst.4 vs.15 zal gesproken worden; maar in vs.18 wordt gesproken van Kaleb, den zoon van Hezron, en hij wordt vs.9 genoemd Chelubai. 17. Te weten, die hij bij Jerioth gewonnen heeft; want de kinderen, die hij bij Azuba gewonnen heeft, worden hierna vs.42 verhaald.